Interview Panaccione Grégory
Opgepast: Dit interview bevat tientallen spoilers en komt pas tot zijn recht nadat je deze straffe strip hebt gelezen.
Samuel Verdi wou ooit schrijver worden. Of profvoetballer. Of iets anders geweldigs. Het draaide anders uit. Lusteloos ontwerpt Samuel vandaag kledij voor honden. Vandaag is het zijn vijfendertigste verjaardag en hij viert die nog maar eens in zijn eentje. Hij sluit zich al enkele jaren af na een spaak gelopen relatie. Ook zijn oude vrienden is hij uit het oog verloren. Hij is alleen. Vanavond heeft Samuel zelfs niemand om tegen te praten. Plots besluit hij om het enige telefoonnummer te bellen dat hij nog uit het hoofd kent: het nummer van zijn thuis waar hij opgroeide. Tot zijn verrassing wordt er opgenomen door een tienjarig jongetje met een wel heel bekende stem. Zijn naam? Samuel Verdi. Wat volgt is een geweldige rollercoaster waarin de vijfendertigjarige Samuel telefoneert met zichzelf als tienjarige.
Iemand om mee te praten is een dijk van een strip. Geweldige plot, prachtig opgebouwd en heel expressief getekend. Kortom, dit is er eentje die aan de ribben blijft kleven. Voor dit interview kregen we de vijfenvijftigjarige Franse stripmaker Grégory Panaccione aan de lijn. door Wouter Porteman
Iemand om mee te praten is een adaptatie van de succesroman van de Franse schrijver Cyril Massarotto uit 2017. Wie heeft de eerste stap naar een stripversie gezet?
PANACCIONE: “Dat was Mathias Vincent, mijn uitgever van Le Lombard. Hij duwde me heel enthousiast het boek in mijn handen en had er alle vertrouwen in dat ik die kon omvormen naar een heuse striproman. Ik had zoiets nog nooit gedaan en wou dus absoluut eerst het boek lezen. Gelukkig was het helemaal mijn ding! Bovendien was het heel vlot geschreven en gestructureerd opgebouwd, bijna cinematografisch. Ik zag het zo voor me. Ik had eigenlijk weinig moeilijkheden om er mijn eigen storyboard van te maken.”
Iemand om mee te praten is een adaptatie van de succesroman van de Franse schrijver Cyril Massarotto uit 2017. Wie heeft de eerste stap naar een stripversie gezet?
PANACCIONE: “Dat was Mathias Vincent, mijn uitgever van Le Lombard. Hij duwde me heel enthousiast het boek in mijn handen en had er alle vertrouwen in dat ik die kon omvormen naar een heuse striproman. Ik had zoiets nog nooit gedaan en wou dus absoluut eerst het boek lezen. Gelukkig was het helemaal mijn ding! Bovendien was het heel vlot geschreven en gestructureerd opgebouwd, bijna cinematografisch. Ik zag het zo voor me. Ik had eigenlijk weinig moeilijkheden om er mijn eigen storyboard van te maken.”
Ik kan me nochtans voorstellen dat dit niet gemakkelijk is. Je hebt niet alleen zijn verbeelding gevisualiseerd, maar het ook geconcretiseerd voor hem en zijn lezers.
PANACCIONE: “Zo vatte hij het niet op. Hij was net heel open en benieuwd om te zien wat ik ervan zou maken. Hij was oprecht gelukkig met mijn eigen, toch wat andere kijk op zijn boek. Dit is echt niet evident, want niet iedereen is zo open van geest. Mijn jongste strip bijvoorbeeld is een adaptatie van La Petite Lumière van Antonio Moresco en hij was veel meer gehecht aan zijn tekst.”
Je zegt dat je Massarotto’s boek niet slaafs hebt gevolgd. Heb je er zaken uit geknipt of net aan toegevoegd?
PANACCIONE: “Ik heb er van alles mee gedaan! Het boek telt meer dan 300 pagina’s met tal van extra scènes die ik niet gebruikt heb. Zo gaat Massarotto uitgebreid in op Samuel Verdi’s desastreuze liefdesleven. Ook vele huiselijke - en kantoorscènes heb ik geschrapt. In het boek zijn die nodig, maar voor de strip heb ik me geconcentreerd op het beresterke kernverhaal. Je zit in de strip ook sneller in het hoofd van het personage. Ik laat hem praten vanuit de ik-figuur. (denkt na) Ik heb echt wel veel geschrapt. Daar zitten zelfs hele dialogen tussen waar Samuel telefoneert met zijn tienjarige zelf. Aan de andere kant heb ik ook zaken toegevoegd. Ik laat de oudere Samuel zijn eigen verleden vertellen. Zo kon ik dit gemakkelijker grafisch verwerken. Ik koos ook vaak voor woordeloze scènes die hele beschrijvingen vervangen. Als je pakweg Samuels kantoor binnenstapt, heb je al een idee wie hij eigenlijk is. Een beeld kan al heel veel suggereren.”
Je gaat dus niet voor een Blake en Mortimer-aanpak.
PANACCIONE: (lacht) “Ik kies altijd voor de sterkst mogelijke oplossing.”
Iemand om mee te praten bevat verschillende lagen en verhaallijnen. Welke is jouw favoriet?
PANACCIONE: “Enerzijds hou ik enorm van het idee dat een volwassen persoon in gesprek gaat met de kindversie van zichzelf. Die dialogen rollen er zo uit. Anderzijds ben ik ook weg van het liefdesverhaal. Dat voelt zo echt aan dat het iedereen kan overkomen. Het boeiendste echter vind ik dat het personage op alle vlakken een hele omwenteling doormaakt zonder dat het geforceerd aanvoelt. Dat is geweldig goed beschreven in het boek.”
Laten we met de liefde beginnen. Op een gegeven moment verklaart Li-Na openlijk haar liefde aan een stomverbaasde Samuel. Ze somt zelf op hoe ze hem heeft verleid. Ik was even verbaasd als Samuel. In mijn onbehouwen zelve had ook ik haar signalen niet opgemerkt. Ben ik nu ook zo’n grote onnozelaar of heb je ons grafisch wat gemanipuleerd?
PANACCIONE: “Ik zou niet durven! (lacht) Natuurlijk zorgt het cultuurverschil tussen China en Frankrijk voor de verwarring. Maar volgens mij ligt het vooral aan het feit dat mannen dingen anders aanvoelen dan vrouwen. Ik pleit je vrij. Gedeeltelijk toch?” (lacht)
Het gros van het boek bestaat uit de telefoongesprekken tussen de oude en de jonge Samuel. Heel mooi vind ik de momenten wanneer de oude Samuel zijn jongere versie probeert te behoeden voor de fouten die hij heeft gemaakt.
PANACCIONE: “Welke passage bedoel je precies?”
Vooral die scène waarin Samuel aanraadt om zijn moeder ‘s avonds nog eens stevig vast te pakken.
PANACCIONE: “Ja! Die komt binnen, hè?”
Op een gegeven moment is de tienjarige Samuel heel ontgoocheld wat er van hem vijfentwintig jaar later geworden is. Zeker beroepsmatig. Maar wil men op die leeftijd niet altijd profvoetballer, uitvinder of zelfs ruimtevaarder worden?
PANACCIONE: “Och, de carrièrewensen van de jongen waren niet zo exuberant. Ik denk dat je zijn ontgoocheling anders moet bekijken. Elke persoon zou frequenter moeten aftoetsen wat het kind in hem zou willen. Maak je je eigen dromen waar? Overwin je je oerangsten? Of verloochen je jezelf? Zonder in de psychoanalyse te gaan, wil Massarotto dat we op zoek gaan naar ons innerlijk kind. Op het moment dat dit gebeurt, ontluikt de oudere Samuel. Als we het kind in ons negeren en volledig loskoppelen van onszelf, wordt ons leven pas echt zielig. Het kind staat hier voor onze ziel.”
In ons taalgebied is er een bekende hit, Is dit alles?, van Doe Maar. Zit dat midlifecrisisgevoel van een vroege dertiger ook niet verwerkt in het verhaal?
PANACCIONE: “Dat is de basis van alles. Samuel zit op een keerpunt. Op het dieptepunt van zijn leven besluit hij te bellen naar het enige telefoonnummer dat hij uit zijn hoofd kent: het nummer van zijn voormalige thuis. Vanaf dan wordt hem een spiegel voorgehouden.”
Wat is de rol van de kat in het verhaal? Staat die voor de jonge Samuel?
PANACCIONE: “Neen, voor de oude Samuel. (lacht) In de roman komt het dier niet voor. Ik heb de kat erbij gevoegd. Samuel woont alleen op een appartementje en kijkt uit op de Parijse daken. Hij laat vaak zijn venster openstaan en die kat durft het aan om Samuels territorium binnen te dringen. Katten hebben ook de gewoonte om zich plekken toe te eigenen die leeg staan, wat hier ook gebeurt. Ik vond dit een mooie metafoor. De kat symboliseert dus het onbekende dat in Samuels leven sluipt. Door de kat komt Samuel ook uit zijn comfortzone. Tot dan is hij een totale eenzaat die zelfs zijn oude vrienden niet meer opzoekt. Het dier is de eerste nieuwe persoon die hij ontmoet sinds enkele jaren. Of toch het eerste levende wezen dat in zijn appartement komt. De kat opent de deur naar een nieuwe toekomst.”
Het album is heel expressief getekend. Op bepaalde emotionele momenten ga je zelfs helemaal loos. Zalig!
PANACCIONE: “Ik ben altijd al een heel expressieve tekenaar geweest. Nu had ik het geluk dat Massarotto een hele zware mangafan is. Hij is dus het een en ander gewoon qua expressiviteit. (lacht) Ik had hier dus een bijna unieke kans om eens alle registers open te trekken. Ik geef toe dat ik links en rechts wel wat overdreven heb. (lacht) Maar Massarotto vond het dik oké.”
Als klap op de vuurpijl geef je Samuels hevige emoties weer in tekstballonnen of in de achtergrond. Als hij flatert bij Li-Na laat je hem neerstorten of zelfs wegroeien. Die techniek is heel efficiënt, grappig en het levert geweldige prenten op. Maar zo vaak zie je dit niet in Europese strips.
PANACCIONE: “Klopt. Dit is een techniek die vooral wordt gebruikt in manga’s. Ik gebruik heel graag dergelijke ideogrammen. Met één beeld kan je de gevoelens van het personage uitbeelden. In een vorig leven werkte ik in de animatiewereld en zeker in de anime is dit schering en inslag. Alhoewel... eigenlijk is dit trucje heel universeel. Zelfs Tex Avery gebruikte dit al. Het is simpel en heel efficiënt.”
De expressiviteit vind je niet alleen terug in de tekeningen maar ook in je kleuren. De zware emoties zijn zelfs heuse kleuruitbarstingen. Was dit een vorm van compensatie voor de eerder donkere openingspagina’s?
PANACCIONE: “Oorspronkelijk was het de bedoeling om de strip in zwart-wit te tekenen en op het moment dat Samuel verliefd wordt steeds meer kleur toe te laten in de tekeningen. Maar het voelde te geforceerd aan. Ik ben dan maar onmiddellijk begonnen in kleur. Het duffe kantoorleven is heel somber ingekleurd met grijstinten en aardekleuren. Hoe beter Samuel zich voelt, hoe levendiger de kleuren worden. Hij ontpopt als het ware.”
De expressieve Samuel botst visueel met zijn Chinese geliefde Li-an die een bijna onbewogen uiterlijk heeft. Was dit ook een van de redenen om hem zo levendig te tekenen?
PANACCIONE: “Eigenlijk niet. Het is wel een leuk neveneffect van de oorspronkelijke keuzes. In het boek van Massarotto was zijn geliefde al een wat introverte, afstandelijke Chinese. Als ze praat, laat ze het achterste van haar tong niet zien. Het maakte haar des te mysterieuzer. Grafisch was het samenkomen van deze twee culturen een mooi cadeautje. Ik heb die verschillen ook nog wat gemaximaliseerd door Samuel een wat onverzorgd uiterlijk te geven. In het boek staat enkel dat hij een baard heeft om het litteken op zijn kin te verbergen, maar ik heb er een forse baard van gemaakt. Dat lange haar paste er perfect bij. Die slordige look, waar hij zijn gezicht mee verbergt, past bij zijn depressieve gemoedsgesteldheid. De donkere kleren versterken het verschil met Li-Na nog meer.”
Die littekenscène vond ik super. In soortgelijke strips met actief ingrijpen in het verleden verandert de totale toekomst van het personage. Hier verandert enkel het moment waarop de jonge Samuel een litteken krijgt.
PANACCIONE: “Ik was hier ook oprecht gelukkig mee. Ik had geen zin in dergelijke toestanden. Massarotto heeft beslist dat het verleden vastligt. Punt. Het lot staat vast. Je kan enkel je toekomst veranderen.”
Ideogrammen, kleurenexplosies, overdreven mimiek,... Je hebt alles uit de kast gehaald om de emoties te verbeelden.
PANACCIONE: “Absoluut. Ik heb de grenzen van het medium verkend. Ik heb alles op alles gezet om de emoties van het hoofdpersonage kracht bij te zetten.”
Had je hierin vrij spel?
PANACCIONE: “Ja. Cyril Massarotto vond het prima en ook mijn uitgever volgde me in de gemaakte keuzes. Net om hen daarin te overtuigen, heb ik het storyboard zo volledig mogelijk uitgewerkt. Ze waren beiden direct gewonnen voor mijn aanpak. Ik heb mezelf ook wel enkele beperkingen opgelegd. Ik wou absoluut niet over de 300 pagina’s gaan, anders wordt het boek te duur en ook fysiek te zwaar om te lezen. Tussen de 200 of 250 vind ik ideaal voor een graphic novel. Aan de andere kant wou ik me grafisch ook niet te veel beperken. Die twee witte pagina’s moesten er dus absoluut in zitten!” (lacht)
Heel leuk om te zien, is ook hoe de jonge en de oudere Samuel met elkaar telefoneren. Eerst belt de oudere vanuit donkere prentjes naar zijn tienjarige zelf die de telefoon opneemt in witte decors. Later is die achtergrond voor beiden wit om nog later over te gaan naar gekleurde decors.
PANACCIONE: “Ah ja? (doorbladert het album) Ik was me daar zelf niet van bewust. (schaterlacht) In het begin wou ik niet dat de lezer wist waar de jonge Samuel zich bevond. Vandaar dat ik hem in een decorloze, blanco achtergrond tekende. Ik heb hem nooit gesitueerd. De oudere Samuel was toen nog een en al somberheid en dus pasten de donkere kleuren perfect. De overvloei is daarna onbewust gebeurd.”
Heel leuk om te zien, is ook hoe de jonge en de oudere Samuel met elkaar telefoneren. Eerst belt de oudere vanuit donkere prentjes naar zijn tienjarige zelf die de telefoon opneemt in witte decors. Later is die achtergrond voor beiden wit om nog later over te gaan naar gekleurde decors.
Als de Samuels elkaar beter leren kennen, ontmoeten ze elkaar grafisch in de natuur. Op een weide, op het strand, zelfs in een boom. Waarom heb je hiervoor gekozen?
PANACCIONE: “Het is puur symbolisch. De natuur is wat onbestemd. Neutraal ook. Het zijn ook plaatsen die zowel de jonge als de oudere Samuel leuk en mooi vinden. Ik kan me wel inbeelden dat de tienjarige Samuel graag in bomen klom en dat de vijfendertigjarige Samuel daar met plezier aan terugdenkt. Ze ontmoeten elkaar dus in hun mooiste herinneringen. Ik had ook een grafische oplossing nodig. In het boek blijven de twee de hele tijd aan de telefoon. Strips zijn vooral een visueel medium. Tientallen pagina’s na elkaar dezelfde twee mensen aan de telefoon tekenen, zou wel heel erg monotoon zijn. Ook voor mij.” (lacht)
Naast de emoties, de kleuren en de telefoongesprekken zit er ook een ontbolstering in de paginaopbouw. In het begin kom je nauwelijks los van een klassieke structuur. Het is bijna een rigide wafelijzerstructuur. Op het eind speel je volop met kadrering. Je gaat zelfs van paginabrede kaders naar kaderloze pagina’s. Iemand om mee te praten is een Bolero, de complete ontploffing.
PANACCIONE: (lacht) “Daar zit wel iets van in. Niet alles is doelbewust gebeurd. Ik heb mijn gevoel gevolgd. Ik tekende wat het verhaal op dat moment nodig had. Als Samuel in China aankomt, heb ik alles getekend in vogelperspectief. Hierdoor kan de lezer zich volledig focussen op Samuel en verliest hij zich niet in de exotische decors. Ik wil niet dat de lezer China ontdekt en erin verdwaalt. Het is een boek over mensen die op dat moment toevallig in China zijn beland. De personages moeten centraal blijven staan. Ook Samuel focust zich niet op deze nieuwe wereld, maar rept zich naar Li-Na.”
Grafisch vind ik één ding wel frappant. De oudere Samuel heeft een heel uitgesproken, stevige neus. Een beetje een haakneus zelfs. Zijn tienjarige versie heeft een onopvallend, lief wipneusje. Wou je niet dat we direct de link legden?
PANACCIONE: “Nee. Het wordt al snel duidelijk dat Samuel met zichzelf belt. Die neus heb ik dus zeker niet doelbewust gedaan. Ik heb er zelfs nooit bij stilgestaan dat ze zo verschillend waren. Ach, verandert elke neus niet een beetje bij het ouder worden?” (lacht)
Wat doe je eigenlijk het liefst? Tekenen op een uitgewerkt scenario, een boek verstrippen of je eigen scenario schrijven?
PANACCIONE: “Als ik mijn eigen scenario schrijf, is dit veel gemakkelijker te tekenen. Mijn schrijfbrein focust zich dan vooral op de dingen die ik graag teken. (lacht) Alleen... Ik ben niet bang van het witte blad, maar soms zit ik vast in een verhaallijn. Dan komt er een soort angst over me heen over hoe ik weer op mijn pootjes zal vallen. Dat is ook niet alles. Als ik een boek rigoreus moet verstrippen of een scenario krijg, moet ik me aanpassen aan hun imaginaire wereld. Dat is wat moeilijker voor me. Zeker als het scenario tot in elk detail is beschreven. Maar als ik een storyboard mag maken van een heel gestructureerd, tof boek en me daarin vrij mag uitleven, heb ik het beste van beide werelden. Ik hou ervan om te vertrekken van een solide basis.”
Wat me opvalt, is dat je steeds met verschillende mensen samenwerkt.
PANACCIONE: “Dat klopt. Stéphane De Groodt had het scenario van Qui ne dit mot al volledig uitgeschreven. Daarvan was ik gewoon de tekenaar. De Donjon van Joann Sfar en Lewis Trondheim was ook af. Met Giorgio Albertini (Chronosquad) bijvoorbeeld was de samenwerking intenser, want we zaten naast elkaar in de tekenstudio te werken. We vonden samen de oplossing. Ik ben ook steeds minder een tekenaar geworden die werkt op een vast scenario. Mijn laatste drie graphic novels zijn allemaal adaptaties van een boek.”
En dan is er nog het machtige Un océan d’amour van Wilfrid Lupano (Krasse knarren, Alim de Leerlooier,...). Ik heb zopas vernomen dat die ook vertaald wordt door Lauwert Uitgeverij.
PANACCIONE: “De vertaler zal alleszins niet veel werk hebben.” (lacht)
Klopt! (Op de achterflap na is het album tekstloos.) Un océan d’amour is de allerlaatste strip die mijn vader gelezen heeft voor hij stierf. Hij had er enorm van genoten. Dank je wel.
PANACCIONE: “Jij bent bedankt. Het kan vreemd klinken, maar je bent niet de eerste persoon die me dit zegt. Doordat het tekstloos is, maar toch een duidelijk verhaal heeft, zijn er nog mensen wiens laatste boek dit is geworden. Het is verre van een hersenloos verhaal, maar je hoeft je niet meer te concentreren op de tekst en het onthouden van verschillende namen en plaatsen. Het was een heerlijk boek om te tekenen. Doordat er geen tekst in staat, kon ik de tekeningen volledig tot hun recht laten komen.”
Hoe ben je eigenlijk in contact gekomen met Lupano?
PANACCIONE: “Un océan d’amour was mijn vierde strip. Mijn eerste drie waren al tekstloze strips. Wilfrid hield van mijn stijl en aanpak en contacteerde me op een festival. Zodra hij me de plot vertelde, was ik al verkocht.”
Hoe hebben de Bretoenen eigenlijk gereageerd op het album? Je stelt hen, als Parijzenaar, heel folkloristisch voor.
PANACCIONE: “Och super! Het is er zo over dat ze het weer omarmen. Ik teken een soort vergeten, iconisch Bretagne. Net door hun eigenheid veroveren de Bretoenen de moderne wereld. Het is een prachtige fabel. Het kon zelfs een Asterix geweest zijn. (lacht) Het is alleszins een heel populair boek geworden. Het is uitgegeven in het Engels, Chinees, Koreaans, Portugees, Spaans, Duits, Pools, Russisch,... en straks ook in het Nederlands. Eindelijk heb ik het gemaakt.” (lacht)
Tags:
Interview